Deze recensie bevat spoilers voor het boek

Als deel van mijn ontpopping als een niet-miserabel persoon, besloot ik een tijdje geleden dat het maar eens tijd was om mijn goede oude hobby weer nieuw leven in te blazen. Lezen. Als klein kind deed ik weinig anders. Hele boekenkasten verslond ik per jaar, maar met de komst van computers, videogames en internet verwelkte het al snel tot hooguit een boek per jaar. Zelfs dat heb ik niet meer gehaald sinds mijn depressie zijn dieptepunt bereikte. Maar ik miste het. Ik miste het mooiste aan boeken, namelijk dat het je eigen verbeelding aan het werk zet. Meer dan visuele media, zet een boek je aan het denken omdat je het visuele deel er zelf bij moet maken. Dus ik bestelde een paar boeken over mijn interesses in deze vreemde tijden. Zelfontdekking, filosofie, boeddhisme, dat soort spul. Dan kom je al snel terecht bij een klassieker uit de jaren 70, ver voor ik überhaupt bestond. “Zen and the art of motorcycle maintenance”.

Nou moet ik bekennen dat ik niks wist over dit boek op het moment van aankoop. Ik had slechts gehoord dat het één van de grootste spirituele en filosofische bestsellers was in de jaren 70 en de titel stond me aan. In mijn hoofd vormde zich een idee van een motorfiets roadtrip door tibet en een diepere duik in het zen boeddhisme. Dat was totaal fout. Zen is een heel vreemd boek en laat zich vrij lastig samenvatten. We volgen het hoofdkarakter, wat bijna exact schrijver Robert Pirsig lijkt te zijn, terwijl hij met zijn elfjarige zoon en twee vrienden een motorreis door Amerika maakt. In het begin is het lastig om te identificeren met de protagonist. Hij komt over als een vrij lompe, elitaire zak die zowel zijn zoon als zijn vrienden niet al te vriendelijk behandelt omdat hij vindt dat ze aan zijn wereldbeeld moeten voldoen. Nou zou je misschien verwachten dat dit karakter een soort ontwakening doormaakt en verbetert, maar dan zit je fout. Tot aan de allerlaatste pagina’s blijft dit het geval. Pirsig probeert dan ook, in ieder geval naar mijn mening, niet om aardig gevonden te worden. Hij probeert zijn ideeën over te brengen.

En die ideeën, dat zijn er nogal wat. Via de verhalende stijl wisselt Pirsig tussen zijn huidige karakter en dat van wat hij “Phaedrus” noemt (een nickname gebaseerd op één van Plato’s dialogen uit oud Griekenland), de persoon wie hij was voor hij onder dwang elektroconvulsietherapie ontving na een intense mentale breakdown. Het boek probeert te laten zien hoe Pirsig langzaam weer terugkeert naar zijn oude denkwijzen en karakter, maar eigenlijk zijn de verschillen vanaf de start al vrij klein. Phaedrus is een hoogbegaafd genie en laat zich maar al te graag meevoeren op soms enorm ingewikkelde filosofische gedachtenstromen. De kern daarvan ligt sterk in de scheiding tussen romantisch denken en praktisch denken. Wetenschap versus kunst. Dit is de leidende draad in het boek en Pirsig wil ons introduceren aan een derde concept: Quality. Volgens hem is dit hetgene wat alles bepaalt in het leven en bovenaan de hiërarchie staat van alles wat we doen en denken. Het probleem is dat deze ‘kwaliteit’ volgens hem niet definieerbaar is, want dat is het hele concept. Het is iets wat we voelen, wat natuurlijk uitzonderlijk onwetenschappelijk is.

Het concept op zichzelf is erg interessant en gaat terug naar oude Griekse filosofie, waar deze kwaliteit nog als ‘excellentie’ bekend stond onder het sofisme. Pirsig gaat er vanuit dat al zijn lezers volledig bekend zijn met filosofische stromen, oude Griekse filosofen en de moeilijkste termen die je maar kunt bedenken. Dit maakt van Zen geen makkelijk boek om door te komen. Nou is dat in 2022 makkelijk opgelost met de smartphone, maar ik heb medelijden met de mensen die in de jaren 70 de naslagwerken erbij moesten pakken om überhaupt te snappen wat Pirsig’s laatste hersenkronkels nou precies bedoelen. Pirsig is hoogbegaafd en dat toont zichzelf. Hij heeft het hier en daar over mensen die zo opgegaan zijn in hun vakgebied, dat ze moeilijk meer kunnen communiceren met mensen daarbuiten. En precies dat is waar Pirsig zelf ook een beetje onder valt. Zijn ideeën zijn fascinerend maar de manier waarop hij ze brengt komt over als de ongefilterde hersenkronkels van een doorgeslagen filosoof aan de speed. Dat is soms heel mooi en op andere momenten weer wat minder.

Of er wat gekomen is van Pirsig’s ideeën over kwaliteit? We lijken er verder van verwijderd dan ooit tevoren. Technologie maakt ons allemaal verbonden maar eveneens allemaal eenzaam en individualistisch. In Pirsig’s ogen was kwaliteit iets wat voor ieder persoon verschilt, en de nastreving ervan dus een persoonlijk iets. Op dat gebied is het moeilijk te zeggen, maar de algehele tendens lijkt dat mensen steeds minder bezig zijn met innerlijk geluk en steeds meer met materieel geluk en aandacht van buitenaf. Uiteindelijk bevat Pirsig’s idee van kwaliteit veel overeenkomsten met andere filosofen en zelfs religies. Wat hij kwaliteit noemt, is in feite wat veel religies zien als god. Het is de grondlegger van alles en de reden dat alles gebeurt zoals het gebeurt. Het is bijna een soort wetenschappelijke versie van een monotheïstische god.

Al in al is Zen een erg interessante kijk in de hersenen van iemand als Persig. Of het veel levenslessen bevat is uiteindelijk een vraag waar ik nog niet echt een antwoord op heb. Ik heb enkele stukjes met post-its gemarkeerd om later nog eens goed door te nemen, maar op het eerste oog is Zen vooral een persoonlijke memoire. Een soort notitieblokje voor Pirsig’s intense gedachtenwereld. Het is ook deels de generatiekloof die het vandaag de dag wat minder krachtig maakt. In de tijd van schrijven was de technologische opmars in volle gang en was er nog een soort split in de samenleving tussen mensen die technologie omarmden en de mensen die het zagen als kwaadaardig. Deze strijd is niet meer aan de orde vandaag de dag. Technologie heeft gewonnen. Is dat slecht? Niet per sé. Technologie kan enorm helpen bij het bereiken van kwaliteit, excellentie, god of hoe je het ook wilt noemen. Het kan je ook enorm dwarszitten, maar dat is een hele andere discussie voor een hele andere dag.

Dus de vraag rest: moet je Zen lezen? Alleen als je geïnteresseerd bent in filosofie, een leuke kijk in de technologische visie van de jaren 70 zoekt of iets wil leren over motorfietsonderhoud. Want ondanks dat het ‘Zen’ deel van de titel vrij weinig rol speelt, komt het motorfietsonderhoud regelmatig terug als metafoor. Het antwoord is dus objectief waarschijnlijk ‘Nee’ voor de meeste mensen, maar toch kon ik het boek niet wegleggen. Het was zware kost maar elke bladzijde was fascinerend. Het heeft toch een zekere… Kwaliteit.